Irrigatie-instellingen
Voor de configuratie van de irrigatieregeling zijn de volgende instellingen nodig:
- Kranen toewijzen aan kraangroepen
- Kranen tegelijk
- Kalibreren EC- en pH-sensor
- Flow sensor (bij gebruik van een literteller)
Voordat u de irrigatieregeling kunt gebruiken, dient u onder andere volume, duur en startvoorwaarden in te stellen. Bekijk Irrigatieregeling voor meer informatie.
Kranen toewijzen aan kraangroepen
Het irrigatieprogramma werkt met kraangroepen. Een kraangroep bestaat uit één of meerdere kranen met gezamenlijke startvoorwaarden en irrigatie-instellingen.
Om kranen aan een kraangroep toe te wijzen, dient u het volgende pad (per kraangroep) te doorlopen: .
- Tik op kranen aan groep koppelen ''. Een pop-up venster opent.
- Selecteer de kranen die u aan de groep wilt toewijzen door deze aan te tikken. De geselecteerde kranen krijgen een wit kader.
- Tik op bevestigen ''.
U heeft kranen aan een kraangroep toegewezen.
Figuur 46: Kranen toewijzen.
Het irrigatieprogramma biedt de mogelijkheid om voor iedere kraan een aparte kraangroep te gebruiken.
Kranen tegelijk
Gebruik de instelling Kranen tegelijk om aan te geven hoeveel kranen tegelijk geopend worden. Om kranen tegelijk in te stellen, doorloopt u het pad: .
- Tik op de instelling Kranen tegelijk. Een pop-up venster opent.
- Vul het aantal kranen in.
- Tik op bevestigen ''.
U heeft ingesteld hoeveel kranen tegelijk open gaan.
Figuur 47: De instelling Kranen tegelijk.
Kalibreren EC- en pH-sensor
Iedere EC- en pH-sensor heeft zijn eigen kalibratie nodig. Om juiste metingen te blijven garanderen, moeten de metingen regelmatig gekalibreerd worden. Voor pH is dit halfjaarlijks en voor EC kan dit jaarlijks; of u doet dit wanneer de controlemetingen afwijkingen aangeven.
Voor het kalibreren is speciale kalibratievloeistof nodig. Voor EC gebruiken we EC 1.4 en 5.0, voor pH is dit respectievelijk 7.0 en 4.0. De volgorde van de vloeistof is vastgelegd en kan niet omgekeerd worden.
EC | pH | |
---|---|---|
Kalibreren | Jaarlijks | Halfjaarlijks |
Kalibratievloeistof | 1.4 en 5.0 | 7.0 en 4.0 |
Kalibratiestappen EC
Het kalibratieproces volgt enkele eenvoudige stappen; de regelaar zal aangeven welke handelingen uitgevoerd moeten worden.
Om een EC-sensor te kalibreren, doorloopt u het pad: .
- Selecteer de sensor (1 of 2). Een pop-up venster verschijnt.
-
Start kalibratie.
Tik op bevestigen ''.
-
Plaats sensor in EC 1.4.
Tik op bevestigen ''.
-
Meten EC 1.4.
Roer de sensor tijdens de wachttijd, zodat de vloeistof homogeen blijft.
-
Meting compleet.
Tik op bevestigen ''.
-
Plaats sensor in EC 5.0.
Tik op bevestigen ''.
-
Meten EC 5.0.
Roer de sensor tijdens de wachttijd, zodat de vloeistof homogeen blijft.
-
Meting compleet.
Tik op bevestigen ''.
-
Kalibratiewaarden opslaan.
Tik op opslaan ''.
U heeft de sensor gekalibreerd. Het systeem zal de meetwaarden juist tonen.
Tijdens het kalibreren wordt de gemeten waarde niet weergeven. Immers, de ijkwaarden worden tijdens het proces gewijzigd. In de stap tussen de twee kalibratievloeistoffen is er wel een uitlezing. Deze wijkt mogelijk iets af, omdat de kalibratie niet is afgerond. De tussentijdse waarde geeft wel een indicatie over de dan gemeten waarde.
Kalibratiestappen pH
Het kalibratieproces volgt enkele eenvoudige stappen; de regelaar zal aangeven welke handelingen uitgevoerd moeten worden.
Om een pH-sensor te kalibreren, doorloopt u het pad: .
- Selecteer de sensor (1 of 2). Een pop-up venster verschijnt.
-
Start kalibratie.
Tik op bevestigen ''.
-
Plaats sensor in pH 7.0.
Tik op bevestigen ''.
-
Meten pH 7.0.
Roer de sensor tijdens de wachttijd, zodat de vloeistof homogeen blijft.
-
Meting compleet.
Tik op bevestigen ''.
-
Plaats sensor in pH 4.0.
Tik op bevestigen ''.
-
Meten pH 4.0.
Roer de sensor tijdens de wachttijd, zodat de vloeistof homogeen blijft.
-
Meting compleet.
Tik op bevestigen ''.
-
Kalibratiewaarden opslaan.
Tik op opslaan ''.
U heeft de sensor gekalibreerd. Het systeem zal de meetwaarden juist tonen.
Tijdens het kalibreren wordt de gemeten waarde niet weergeven. Immers, de ijkwaarden worden tijdens het proces gewijzigd. In de stap tussen de twee kalibratievloeistoffen is er wel een uitlezing. Deze wijkt mogelijk iets af, omdat de kalibratie niet is afgerond. De tussentijdse waarde geeft wel een indicatie over de dan gemeten waarde.
Instellen flow sensor
Indien de irrigatie unit uitgerust is met een literteller dient de ‘K-factor’ (puls/liter) ingesteld te worden. De in te stellen K-factor is sterk afhankelijk van de wijze en locatie waar de sensor geplaatst is. Volg de bij de sensor meegeleverde instructies om de sensor correct te monteren en de K-factor te bepalen.
Om de K-factor in te stellen, doorloopt u het pad: .
Figuur 48: Ingestelde K-factor.